1. De docent toont aan dat zij de benodigde faciliteiten, hard- en software kan organiseren

Voor aanvang van een interview sluit ik zelf de benodigde hardware aan. Tijdens de presentatie werken alle links. Deze web bewijst dit ook.

2. De docent toont aan dat zij de schoolregels ten aanzien van ICT toepast en in staat is deze te vertalen binnen haar  onderwijsconcept.

De inzet van de mobiele telefoon van de leerlingen sta ik toe in mijn les. Ze kunnen dan informatie over bijvoorbeeld hun gekozen land opzoeken. Als ik zie dat er sociale media wordt gebruikt pak ik het mobieltje af en gaat het naar de conciërge, waar ze het aan het einde van de dag weer op kunnen halen. De wifi op onze school is niet zo goed, dus ze gebruiken hun telefoon niet vaak. Over het algemeen zijn er geen vaste regels voor het gebruik van ICT. Niet eten en drinken in de les, dus ook in de computerles mag niet. Zuinig zijn met het materiaal en elkaar is algemeen. Soms lukt het mij om het computerlokaal te reserveren. Daarin gelden dan dezelfde regels als in mijn eigen lokaal. Hieronder een printscreen van zo'n reservering.

3. De docent toont aan dat zij ICT betekenisvol en efficiënt kan inzetten rekening houdend met de grootte en de diversiteit van een groep leerlingen.

Met een webquest kunnen leerlingen zelfstandig aan de slag. Hieronder een voorbeeld van zo'n webquest. In mijn klas heb ik 1 computer op mijn bureau en daar zitten af en toe wel eens leerlingen op te werken aan zo'n webquest of ze zoeken informatie op. Op deze manier speel ik in op de verschillen van de leerlingen. Soms werken ze zelfstandig, maar ze werken ook samen achter de computer. Ze helpen elkaar en leren van elkaar op die manier. Ik zet mijn beamer elke les in voor filmpjes, plaatjes, inhoud les vanuit mijn stick. Hieronder printscreen van mijn stick. Dit sluit aan bij de verschillende leerstijlen van de leerlingen.